18-02-19 - Jurisprudentie

Plaatsing: 18-02-2019
Nieuws >> Nieuws

De cliënten van mr. Wensing kochten van een professionele paardenhandelaar een dressuurpaard die behept bleek te zijn met gebreken. Nadat de kantonrechter de vordering had afgewezen hebben de cliënten hiertegen hoger beroep ingesteld Dit mocht niet baten, want het Gerechtshof oordeelde dat de kopers te laat zouden hebben geklaagd:

Naar het oordeel van het hof hebben [eisers] , nadat zich in april 2013 de eerste klachten openbaarden, [verweerder] daarvan niet binnen bekwame tijd in kennis gesteld door eerst op 2 september 2013, vijf maanden later, daarover contact met hem op te nemen. Zeker nadat de klachten van [A] bleven aanhouden na de eerste behandelingen in april 2013 door een masseur/fysiotherapeut, hadden zij [verweerder] daarvan op de hoogte moeten brengen. Zoals ook de kantonrechter heeft overwogen, is het juist bij levende have, waarbij de wijze van voeding, stalling en gebruik van grote invloed kunnen zijn op de gezondheid van het dier, van belang dat de verkoper tijdig wordt geïnformeerd over de gezondheidsproblemen om de bewijspositie van de verkoper niet te schaden. Dat geldt temeer in het geval van een consumentenkoop waarbij op grond van artikel 7:18 lid 2 BW de verkoper is belast met het tegenbewijs tegen het vermoeden dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking zich binnen zes maanden na aflevering openbaart. Door de gebreken aan [A] niet tijdig te melden, hebben [eisers] [verweerder] de mogelijkheid onthouden in een vroegtijdig stadium het paard te (doen) onderzoeken en zich een oordeel te vormen over de aard en de omvang van de klachten en zo mogelijk preventieve, dan wel curatieve maatregelen te adviseren.

De cliënten konden zich aan deze uitspraak niet conformeren en hebben hiertegen cassatie ingesteld. En met succes:

Vast staat dat in deze zaak sprake is van consumentenkoop. In dat geval gaat de termijn als bedoeld in art. 7:23 lid 1 BW lopen op het moment dat de consument heeft ontdekt dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt en niet al op het moment waarop de koper dit redelijkerwijs had behoren te ontdekken (zie art. 7:23 lid 1 BW, slotzin).

[eisers] hebben aangevoerd dat [A] weliswaar vanaf het begin niet goed functioneerde, maar dat zij geen aanleiding hadden te denken dat de problemen werden veroorzaakt door een gebrek dat non-conformiteit oplevert. Zij hebben gesteld dat zij de non-conformiteit pas hebben ontdekt na het onderzoek van dierenarts Sterk op 28 augustus 2013, waaruit bleek dat [A] al op het moment van aflevering gebreken had waardoor het paard niet aan de overeenkomst beantwoordde.

In het licht van deze stellingen geeft het oordeel van het hof dat [eisers] na de eerste behandelingen in april 2013 de klachten bij [verweerder] hadden moeten melden blijk van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel is dat oordeel onvoldoende gemotiveerd. Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting indien het hof heeft miskend dat de termijn van art. 7:23 lid 1 BW in geval van een consumentenkoop pas gaat lopen op het moment dat de koper de non-conformiteit heeft ontdekt en niet al indien de koper deze, vanwege het bestaan van klachten, redelijkerwijs had behoren te ontdekken. Dat oordeel is onvoldoende gemotiveerd indien het hof heeft aangenomen dat [eisers] na de behandeling in april 2013 op de hoogte waren van de door hen gestelde non-conformiteit. Het hof is in dat geval onvoldoende ingegaan op de stelling van [eisers] dat de door hen gestelde non-conformiteit hun pas duidelijk werd bij het onderzoek door dierenarts Sterk van de bij de aankoop gemaakte keuringsfoto’s. De klachten van de onderdelen treffen dus doel.

De zaak wordt terugverwezen naar het Hof, te weten aan andere Gerechtshof (Den Bosch). 

Het arrest is zeer relevant voor de paardenrechtspraktijk. Het verschaft de koper duidelijke rechten omtrent het melden van gebreken aan de verkoper.

 

Terug