Wie zoekt naar de regelgeving van het hippisch recht komt bedrogen uit. Er bestaat niet zoiets al een ‘wetboek van het hippisch recht’. Het zoeken naar de betreffende wetsartikelen vergt derhalve enige kunst. De regelgeving die op veel hippische zaken van toepassing is, tref je overal versnipperd aan. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet waar je de belangrijkste bronnen van het ‘hippisch recht’ kunt vinden.
Veel hippische zaken betreffen geschillen tussen burgers onderling (particulieren, consumenten en bedrijven). De regelgeving die hierop van toepassing is vind je in het Burgerlijk Wetboek. Dit wetboek is onderhevig aan aanpassingen en elk jaar verschijnt er een nieuw exemplaar. Het Burgerlijk Wetboek is onderverdeeld in acht hoofdstukken (boeken).
Boek 1 gaat over het personen- en familierecht. Dit deel heb je niet vaak nodig voor de beantwoording van juridische vragen omtrent hippische kwesties. Boek 2 betreft het rechtspersonenrecht. Dit deel omvat de regelgeving omtrent rechtspersonen (bijvoorbeeld besloten vennootschappen) en in het bijzonder omtrent de wijze waarop een rechtspersoon zich dient te conformeren aan specifieke regelgeving op het gebied van het vermogen, de aandeelhoudersvergadering en de jaarrekening. In het fiscale recht is dit Boek veelal van belang. Boek 3 raakt meer de juridische kwesties betreffende hippische zaken. Boek 3 gaat namelijk over het vermogensrecht in het algemeen. Zo bepaalt artikel 1 dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. Artikel 2 bepaalt dat een zaak een voor de menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object is. Een paard is een zaak in de zin van dit artikel.
Titel 2 van dit Boek gaat over rechtshandelingen. Niet iedereen is bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen. Het kan dus zijn dat als je een paard hebt verkocht aan een minderjarige dat deze overeenkomst vernietigbaar is.
Artikel 44 bepaalt dat een rechtshandeling vernietigbaar is, wanneer zij door bedreiging, bedrog of door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Bij hippische koopkwesties wordt wel eens een beroep op dit artikel gedaan. Bijvoorbeeld indien de verkoper van een paard wist dat het paard een verborgen gebrek had en dit bewust niet aan de koper heeft medegedeeld. Van belang is nog op te merken dat de verjaringstermijn van een rechtsvordering tot vernietiging drie jaren is (artikel 52).
Titel 4 gaat over de verkrijging en het verlies van goederen. Met name artikel 84 is van groot belang om te bepalen of een overdracht op rechtsgeldige wijze heeft plaatsgevonden. Titel 10 gaat over het verhaalsrecht op goederen. Ook deze titel omvat veel voor hippische zaken belangrijke bepalingen. Bijvoorbeeld artikel 290 bepaalt dat aan de schuldeiser een retentierecht kan toekomen, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten totdat de vordering wordt betaald. De pensionhouder mag dus een slot op de box doen, totdat de huurder het pensiongeld heeft betaald.
Boek 4 vermeldt der regelgeving omtrent het erfrecht. Dit blijft hier verder onbesproken.
Boek 5 gaat over de zakelijke rechten. Titel 1 omvat de regelgeving over het eigendom. Zo bepaalt artikel 2 dat de eigenaar van een zaak bevoegd is haar van ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. Dit wordt ook wel revindicatie genoemd. De andere titels van dit boek zijn voor de hippische praktijk niet zo erg relevant.
Boek 6 omvat zeer belangrijke bepalingen; dit gaat namelijk over het verbintenissenrecht. Dit Boek gaat in op de rechten en plichten van schuldeisers en schuldenaren. Zo bepaalt artikel 27 dat hij die een zaak moet afleveren, verplicht is tot de aflevering van deze zaak zorg te dragen en wel op de wijze waarop een zorgvuldig schuldenaar dit in de gegeven omstandigheden zou doen. Ter toelichting: een schuldenaar is iemand die nog moet presteren (bijvoorbeeld het leveren van een paard of de betaling van een rekening) en de schuldeiser is iemand die iets van iemand heeft te vorderen (bijvoorbeeld de koopprijs of het gekochte paard).
Artikel 52 vermeldt onder welke omstandigheden een schuldenaar zijn verplichting (bijvoorbeeld die van betaling van de koopprijs) mag opschorten. Artikel 74 bepaalt wanneer iemand een beroep kan doen op wanprestatie. Dit artikel zul je heel vaak in een dagvaarding aantreffen. De ene partij verwijt de andere partij dat hij iets niet goed heeft gedaan of iets niet heeft gedaan wat hij wel had moeten doen. Deze rechtsgrond is een soort kapstokbepaling waar je van alles aan op kunt hangen. Tevens vloeit uit deze grond verzuim, aansprakelijkheid en schade voort. Afdeling 10 gaat over de wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding.
Een andere kapstokbepaling is artikel 162; die van onrechtmatige daad. Een onrechtmatige daad is een inbreuk op een recht of een nalaten. Deze ruime formulering maakt dat dit je ook dit artikel in veel vorderingen zult tegenkomen. Ingeval iemand jouw paard aanrijdt, zal de vordering tot schadevergoeding op dit artikel berusten. Op een enigszins vreemde plek, namelijk Afdeling 2, staan de bepalingen omtrent het tot stand komen van overeenkomsten. Zo bepaalt artikel 217 dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. In de hippische praktijk komen hier wel eens problemen uit voort. Het gebeurt namelijk wel eens dat iemand die een paard bezichtigt in een impuls iets zegt van “dat paard wil ik wel’ en de verkoper zegt ‘okay verkocht’. De vraag rijst onmiddellijk of er nu een koopovereenkomst tot stand is gekomen.
Artikel 228 bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, vernietigbaar is, mits deze overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Je kunt je wel voorstellen dat in veel hippische koopkwesties dit artikel wordt opgeworpen. Indien je geweten zou hebben dat het paard helemaal niet trailermak zou zijn, zou je het paard nooit gekocht hebben.
Voordat we naar het belangrijke Boek 7 gaan, dient hier over Boek volstaan te worden met de opmerking dat dit deel gaat over de verkeersmiddelen en vervoer.
Boek 7 is, zoals gezegd, erg belangrijk. In dit Boek tref je namelijk de regelgeving omtrent de koopovereenkomst. Ook vind je hier de bepalingen die gelden bij een consumentenkoop, waarbij de consumentkoper meer rechtsbescherming geniet. Als je (als particulier) een paard koopt van een professionele handelaar, geniet je dus meer bescherming. Zo bepaalt artikel 18, lid 2, dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Als het paard bijvoorbeeld na de levering een been breekt dan wordt natuurlijk niet vermoed dat het paard voor de aflevering al het been zou hebben gebroken. Daarbij impliceert dit artikel zeker niet dat je zonder meer een koopovereenkomst kunt ontbinden ingeval binnen de termijn van zes maanden na aflevering een gebrek optreedt. Deze bepaling kan uitsluitend leiden tot een voor de consumentkoper meer gunstige bewijspositie.
Het voorgaande artikel is een aanvulling op artikel 17 dat gaat over conformiteit in het algemeen. Ook dit artikel zul je veel aantreffen in vorderingen tot ontbinding van een koopovereenkomst. Dit artikel bepaalt wanneer de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. Afdeling 9 gaat over de koop op proef. Belangrijk hierbij is te vermelden dat zolang de koop niet definitief is, de zaak voor risico van de verkoper blijft.
In het vorenstaande is slechts in vogelvlucht het Burgerlijk Wetboek in relatie tot hippische (civielrechtelijke) aspecten behandeld. We noemen dit ook wel het materiële recht.
Het formele recht bepaalt op welke wijze aan het materiële recht uitvoering wordt gegeven. Voor wat betreft geschillen tussen burgers onderling biedt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering veel belangrijke bepalingen. Zo gaat het eerste Boek over de wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad. De derde afdeling van dit Boek behelst de algemene voorschriften voor de procedures. Hierin vind je veel bepalingen over de wijze waarop een rechter dient te functioneren. Verder tref je bepalingen over hoe een procedure voor de rechter moet worden ingeleid. De tweede titel gaat over de procedure in eerste aanleg. Dit is de eerste keer dat een rechter betrokken raakt in een geschil. Een zaak in hoger beroep noemen we dan ook de procedure in tweede aanleg.
Artikel 93 bepaalt in welke gevallen de kantonrechter mag beslissen op vorderingen. Dit is van belang, omdat bij een kantonzaak rechtsbijstand van een advocaat niet verplicht is. Als je een vordering hebt van bijvoorbeeld € 4.500,00 mag je deze vordering zelf aan de kantonrechter voorleggen. De vraag is of het handig is om zelf te gaan procederen zonder enige kennis van het recht.
De derde afdeling geeft antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Veelal is dit de woonplaats van de gedaagde (zie artikel 99).
De vierde afdeling omvat de regels waar een dagvaarding aan moet voldoen en de vijfde afdeling bepaalt hoe het verloop van het geding (de rechtszaak) dient te geschieden.
In de zevende titel vind je de regelgeving over het hoger beroep.
Het tweede boek gaat over de tenuitvoerlegging van vonnissen. Zo bepaalt artikel 435 dat de executant beslag mag leggen op alle voor beslag vatbare goederen, waartoe hij bevoegd is zijn vordering te verhalen. Je mag geen beslag leggen op goederen die bestemd zijn voor de openbare dienst.
De vierde titel gaat over de middelen tot bewaring van zijn recht. In hippische zaken komt het vaak voor dat de schuldeiser conservatoir beslag legt. Dit is een zekerheidsstelling van de vordering. Artikel 700 bepaalt wat nodig is voor het leggen van conservatoir beslag. Bij een conservatoir beslag kan het beslag niet worden uitgewonnen. Het gaat dus alleen maar om een zekerheidsstelling. Dit is handig als je jaren moet procederen en al weet dat je bij het winnen van de zaak er niet over in hoeft te zitten of de andere partij jouw vordering wel kan voldoen. Voor het leggen van conservatoir beslag is verlof van de Voorzieningenrechter vereist. Echter aan dit verlof is slechts een marginale toetsing vooraf gegaan. De Voorzieningrechter gaat niet kijken hoe haalbaar de vordering is. Het is dan ook vrij makkelijk om op een zaak van een ander conservatoir beslag te leggen.
Het vierde en laatste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gaat over arbitrage. Zo bepaalt artikel 1020 dat partijen bij overeenkomst geschillen aan arbitrage onderwerpen. In dit boek tref je nog een hoofdstuk aan dat aan dit onderwerp gewijd is. Het adagium dat iedere Nederlander de wet behoort te kennen komt erg vreemd voor gelet op de veelheid van wetten, regels, verordeningen, buitenlandse regelgeving, beleidsbepalingen en voorschriften. In ieder geval heeft de overheid de toegang tot alle wet- en regelgeving vergemakkelijkt nu je deze op de website www.overheid.nl kunt vinden.