Het consumentenkooprecht heeft in de laatste jaren een onstuimige beweging doorgemaakt. Op de Topconferentie in Parijs (1972) heeft de Europese Gemeenschap initiatieven genomen tot ontwikkeling van een consumentenbeleid. Het communautaire consumentenbeleid heeft zich kunnen ontwikkelen in het kader van de harmonisatie van wetgeving op basis van artikelen 94 en 95 EG. Hierbij gaat het namelijk onder meer om maatregelen ter bescherming van de economische belangen van de consument. Sinds de richtlijn ‘ oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten’ wordt ingegrepen in het nationale recht van de Europese lidstaten. In 2000 is de richtlijn inzake ‘ bepaalde garanties van de verkoop van en de garanties voor consumentengoederen’ aangenomen. Deze richtlijn heeft tot de nodige onrust geleid nu hiermee een uniforme regeling inzake de contractuele acties ingeval van non-conformiteit bij consumentenkoop vastgesteld wordt. De regels omtrent de acties die de consument worden geboden zoals het vorderen van nakoming, ontbinding en schadevergoeding worden in grote mate beheerst door Europese regelgeving!
In Nederland hebben in 2003 meer dan 415.000 mensen de paardensport beoefend. De paardensport is naast voetbal en tennis de meest beoefende sport in Nederland.
De Nederlandse paardensport is in meerdere disciplines op internationaal niveau toonaangevend. Zo zijn er op de Olympische Spelen in Sydney 2000 in zowel de discipline dressuur als de discipline springen gouden medailles behaald.
Het paard neemt in de Nederlandse samenleving een bijzondere plaats in. De edele viervoeters zijn van werkdieren gepromoveerd naar sporters waarbij een hoop – financiële - belangen mee gemoeid gaan. En bergen emoties. In het juridisch stelsel neemt het paard eveneens een bijzondere plaats in. Volgens het goederenrecht is een paard een roerende zaak ex artikel 3 lid 2 Boek 3 BW. Deze éénvoudige vaststelling levert in de juridische praktijk desondanks de nodige problemen op. Geen enkele paardenliefhebber kan zich voorstellen dat een paard een roerende zaak is zoals een bankstel ook een roerende zaak is. Een bankstel roept immers geen emoties op. Sinds 1 januari 2004 is de eigenaar van een paard verplicht een paardenpaspoort te houden. Dit document wordt uitgegeven door het Productschap Vee en Vlees dat deze bevoegdheid heeft gemandateerd aan de erkende stamboeken.
In het aansprakelijkheidsrecht neemt het paard eveneens een bijzondere plaats in. De wet bepaalt dat de bezitter van een paard aansprakelijk is voor de door het paard aangerichte schade, tenzij aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad zou hebben ontbroken indien hij de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad.
Deze zinsnede behoeft nadere toelichting. Het eerste deel van deze bepaling spreekt voor zich. De bezitter is aansprakelijk. Het tweede deel van de bepaling is zeer lastig. Zo dient besproken te worden wat nu verstaan dient te worden onder onrechtmatige daad. Dit ingewikkelde leerstuk zou ik hier voor zoveel mogelijk onbesproken willen laten. Ik volsta dan ook met een zeer beknopte omschrijving: een onrechtmatige daad is een inbreuk op een recht. Zo zal diefstal een onrechtmatige daad opleveren. Dit is namelijk een inbreuk op een eigendomsrecht.
De aansprakelijkheid voor paarden noemt men een risicoaansprakelijkheid. Dit houdt in dat men aansprakelijk is voor het risico dat het onberekenbare karakter van een paard met zich mee kan brengen. Indien een paard uit een weiland breekt en een aanrijding veroorzaakt is de bezitter aansprakelijk, ook al bewijst de bezitter dat hij in zijn zorg en waakzaamheid niet tekort is geschoten. Nogmaals: het risico hiervan komt geheel voor de bezitter.
Aan de koop van een paard ligt een koopovereenkomst ten grondslag. Veelal is dit een mondelinge instemming van partijen. De koper verklaart (mondeling) het paard te hebben gekocht gelijk aan de verkoper die verklaart het paard te hebben verkocht. Uiteraard is het verstandiger om de gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen. Dit even terzijde.
Een koopovereenkomst kan op grond van dwaling worden vernietigd. Deze vernietiging geschiedt met terugwerkende kracht. De koper ontvangt de betaalde koopprijs terug en dient het paard aan de verkoper weer af te geven. Aan de werking van terugwerkende kracht kleven nog een aantal juridische aspecten echter deze blijven hier onbesproken. Dwaling is een onjuiste voorstelling van zaken, een vergissing. Dwaling betekent eigenlijk iets niet hebben geweten. De koper of de verkoper zou de koop niet hebben gesloten bij een juiste voorstelling van zaken. De vraag rijst natuurlijk direct wat onder (on)juiste voorstelling van zaken dient te worden verstaan. Deze vraag dient met name aan de hand van vaste rechtspraak te worden beantwoord.
Dwaling kan in ieder geval nooit een toekomstige omstandigheid betreffen. Wanneer de koper een veulen koopt die naderhand een vermogen waard blijkt te zijn kan gesteld worden dat de verkoper het veulen niet zou hebben verkocht indien hij dit zou hebben geweten. In dit voorbeeld kan desondanks geen dwaling worden aangenomen. Dwaling heeft altijd betrekking op eigenschappen van het paard en niet op verwachtingen omtrent die eigenschappen.
Dwaling kan niet altijd tot vernietiging van de koopovereenkomst leiden. Nodig is dat de wederpartij op grond van hetgeen zij had behoren te begrijpen, de dwalende uit de droom had moeten helpen. Wanneer bijvoorbeeld de koper aan de verkoper uitdrukkelijk mededeelt dat het paard absoluut geschikt moet zijn voor een jeugdige ruiter, terwijl de verkoper wist dat dit paard hiervoor helemaal niet geschikt was dan had het op de weg van de verkoper gelegen om de koper hieromtrent te informeren. Aan de andere kant rust ook op de koper een plicht maatregelen te nemen om te voorkomen dat hij bij het sluiten van de koopovereenkomst afgaat onder invloed van onjuiste voorstellingen. Wanneer de verkoper aan de koper mededeelt dat volgens hem het paard kerngezond is en naderhand blijkt van niet dan kan dwaling niet zonder meer worden aangenomen.
De koper van een paard heeft bij de totstandkoming van de koopovereenkomst een onderzoeksplicht. De koper is verplicht om het aan te schaffen paard te laten onderzoeken op afwijkingen. Dit kan anders zijn ingeval de verkoper een professionele handelaar is en aan de koper heeft medegedeeld dat het paard kerngezond is en/of het paard recentelijk door een dierenarts gekeurd is.
Bij een consumentenkoop heeft in ieder geval te gelden dat de mededelingsplicht van de verkoper prevaleert boven de onderzoeksplicht van de koper.
Op het moment dat de koper het paard van de verkoper in ontvangst neemt (de levering), is het paard voor risico van de koper. Ook al is de eigendom nog niet overgedragen en/of is de koopsom door de koper nog niet voldaan.
Vanaf het moment van levering is het paard derhalve niet meer voor risico van de verkoper. Dit geldt echter niet voor verborgen gebreken. Wel is het bijzonder lastig vast te stellen wat nu onder een verborgen gebrek moet worden verstaan. Dit vereist veelal uitvoerig veterinair onderzoek. Een paard kan nu éénmaal van de ene op de andere dag ziek worden. De vraag dient alsdan beantwoord te worden of de ziekte reeds voor de koop bestond.
Ingeval de koper het paard van een professionele handelaar heeft gekocht, terwijl de koper aangemerkt kan worden als een consument, kan onder omstandigheden het consumentenkooprecht van toepassing zijn. In dat geval dient de verkoper te bewijzen dat het paard niet aan een aandoening leed voor de koop. Hierdoor wordt de bewijslast in het voordeel van de koper omgekeerd. In beginsel dient de koper er echter vanuit te gaan dat hij dient te bewijzen dat het paard een verborgen gebrek heeft. En dat is zeker niet éénvoudig.
De overlap van dwaling en non-conformiteit levert boeiende juridische beschouwingen op.
De – nieuwe – regeling van de consumentkoop (Boek 7) kent verschillende bronnen waarvan de kern wordt gevormd door het voorontwerp van T.J. Dorhout Mees uit 1972, dat gebaseerd is op de Beneluxovereenkomst inzake koop en ruil. Eén van de belangrijkste vernieuwingen ten opzichte van het oude recht betreft de regeling over de consumentenkoop. Onder consumentenkoop wordt verstaan de koop van een roerende zaak, waarbij de koper particulier is en de verkoper een professioneel. Deze bepaling impliceert dat titel 1 voor de consumentenkoop geheel van dwingend recht is. Hierbij is van belang op te merken dat deze regels van dwingend recht, ‘soepel’ zijn geformuleerd en aldus dienen zij min of meer als tegenwicht voor de consumentenbescherming.
Zoals reeds gezegd, is de regeling bij consumentenkoop één van dwingend recht. Hiervan kan ten nadele van de consument niet worden afgeweken, behoudens bij een standaardregeling als bedoeld in artikel 214, Boek 6, BW. Ook de bepalingen die de rechten en vorderingen van de koper regelen ingeval van een tekortkoming zijdens de verkoper zijn van dwingend recht voor een consumentenkoop. Hiermede wordt gedoeld op schadevergoeding en ontbinding zoals bepaald in Boek 6.
De regels omtrent opschorting en verrekening zijn niet van dwingend recht echter een beding dat deze regels beperkt is bij consumentenkoop vernietigbaar. Overigens is de regel van artikel 27, Boek 7, BW, waaruit voor de koper een opschortingsrecht voortvloeit, één van dwingend recht.
Het vorenstaande kent nog enige uitzonderingen. Zo zijn de regels omtrent risico bezorging (artikel 11, Boek 7, BW), kosten aflevering (artikel 12, Boek 7, BW), kosten bezorging (artikel 13, Boek 7, BW), betaling en vooruitbetaling (artikel 26, Boek 7, BW) en gevolgen verhoging koopprijs (artikel 35, Boek 7, BW) van regelend recht.
In vele Europese landen is op het gebied van de consumentenkoop de nodige consumentenwetgeving tot ontwikkeling gekomen. Opmerking verdient dat met name de Scandinavische landen hier als voortrekker hebben gefungeerd.
Zo is reeds in 1973 in Zweden een wettelijke regeling inzake de consumentenkoop tot stand gekomen, terwijl Noorwegen en Denemarken kort daarna volgden. Engeland kent sinds 1973 een bijzondere regeling die een contractspartij in bescherming neemt en wel door exoneratieclausules van alle mogelijke aard ongeldig te verklaren.
Met de eisen ter zake van consumentenbescherming wordt rekening gehouden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en het optreden van de Gemeenschap op andere gebieden. Voorts is nog van belang dat de Gemeenschap tot de verwezenlijking van de hiervoor genoemde doelstellingen bijdraagt door middel van het nemen van maatregelen die zij op grond van artikel 95 EG in het kader van de totstandbrenging van de interne markt neemt alsmede maatregelen om het beleid van de lidstaten te ondersteunen, aan te vullen en te controleren.